2023, Linda 

MICHELLE GING NAAR REÏNCARNATIETHERAPIE: 'ALS IK DIT VERTEL, DENKEN MENSEN DAT IK GEK BEN'

Linda  04.07.2023 | 07:00 UUR | MICHELLE VAN DER MOLEN

Terug naar een vorig leven, om onopgeloste trauma’s te verwerken. Zodat je daar in het leven nú in ieder geval geen last meer van hebt. Dat is de bedoeling van reïncarnatietherapie: of je er nu wél of niet in gelooft.


REÏNCARNATIETHERAPIE

Voordat ik aan de sessie begin, lever ik een tijdlijn van mijn leven in bij Ingrid Klooster. Zij geeft regressie- en reïncarnatietherapie in Harderwijk, en wil graag weten welke pijnlijke gebeurtenissen ik heb meegemaakt in mijn leven. Of ik langs wil komen met een probleem, vraagt ze, want we moeten samen wel iets op kunnen lossen. Zo komen er bij haar in de praktijk mensen langs met hoogtevrees, claustrofobie of een andere onverklaarbare angst. Wat ik aandraag? Verlatingsangst, om het maar even ‘makkelijk’ te maken. De tijdlijn is voor Klooster om mij beter te leren kennen, maar voordat we beginnen aan de sessie spreken we af dat we ons vandaag richten op trauma’s uit vorige levens. “Situaties die nog niet af zijn en mogelijk doorwerken in jouw huidige lichaam en leven.”


DUBBEL BEWUSTZIJN

Tijdens een kopje thee legt Klooster uit wat we precies gaan doen en hoe de sessie in zijn werk gaat. “Regressie betekent dat je in een hele lichte trance – terwijl je er volledig bij blijft – teruggaat naar een gebeurtenis die niet áf was. Iets traumatisch, dat nog doorwerkt in het hier en nu.” “Het is geen hypnose, er wordt namelijk niets gesuggereerd. Ik breng jou in jouw dubbele bewustzijn, en vraag je de dingen zélf te vertellen. Jij gaat zélf terug naar de kern van het probleem.”


DISNEY-PRINSES

Mijn grootste angst? Dat ik – als ik eenmaal in lichte trance ben – ik helemaal niks te vertellen heb. Ik een vorig leven? Dat kan ik mij niet voorstellen. Daar gaat m’n artikel. Ongemakkelijk schuif ik onder het fleecedekentje, terwijl Klooster haar stoel naast het bed plaatst. Ik probeer hier zo open mogelijk in te staan, en dat helpt. Want ik begin verbazingwekkend snel in mijn dubbele bewustzijn te raken. Of ik terug wil gaan naar de pijn van het verlaten worden, vraagt Klooster. En dan zie ik opeens een Disney-prinses voor me, die op haar knieën zit en wanhopig aan de kleding van iemand voor haar trekt.


HARMONIEUS

Omdat Klooster aan het begin van de sessie al had verteld dat ik alles wat bij mij opkomt, hardop moet zeggen, houd ik mij hier aan. Want, benoemt ze, ‘er komen hier zelfs mensen die zeggen dat ze van een andere planeet komen’. Niets is gek, dus. En toch voelt het een klein beetje psychotisch om haar te vertellen dat ik mezelf op dat moment vergelijk met een soort Assepoester. “Dat is een fijne start”, antwoordt Klooster. “Maar probeer de mensen nu eens echt voor je te zien. Ben je getrouwd, hoe ziet je gezin eruit?” Er popt een beeld op van een man met baard. ‘Harmonieus’, antwoord ik als Klooster vraagt naar onze relatie. En ik voel mij warm vanbinnen. In de achtertuin loopt een 3-jarig blond jongetje, met een muts op. Mijn zoon, voel ik. Verder zie ik niemand, en toch hoor ik de woorden ‘heel veel kinderen’ in mijn hoofd. Terug naar het verdriet, aldus Klooster. En dan schieten er allerlei plaatjes door mijn hoofd. Er staat politie voor de deur. “Doe maar open”, vervolgt Klooster. “Wat zeggen ze?” En dan begin ik te ratelen. “Mijn man is verdronken. Hij werkte op zee. Ik ben ook zwanger”, antwoord ik terwijl ik denkbeeldig over mijn grote buik heen wrijf. “Het is een meisje.”


AFSCHEID NEMEN

“Is dit je grootste verdriet”, vraagt Klooster. “Nee, ik ben nog niet klaar”, antwoord ik resoluut. En dan begin ik haar te vertellen over de achtertuin. Ik zie de vrouw de was ophangen. Haar dochter is inmiddels geboren en ligt binnen te slapen, maar als ze zich even omdraait, is haar zoontje weg. “Hij is ook verdronken”, zeg ik hardop. Wat ik daarna zie, wil ik liever niet hardop zeggen. Ik ben toch niet gek? Klooster wacht geduldig, en moedigt mij aan. “Daarna heb ik mezelf opgehangen, uit schuldgevoel”. Ik schrik van de woorden die uit mijn mond komen. “Dit zou ik echt nooit doen”, vervolg ik dan ook. “Nee”, antwoordt Klooster. “Maar dit ben jij ook niet. Dit is een vorig leven. Kijk maar eens naar de vrouw, leeft ze nog?” En ik zie haar bungelen. Op het moment dat Klooster mij vraagt door het moment van sterven heen te gaan, krijg ik geen adem meer. Het voelt alsof iemand mijn keel dichtknijpt. Ik wil stoppen, want dit is doodeng, maar Ingrid begeleidt mij hier rustig doorheen. “We gaan afscheid van haar nemen en haar samen begraven.”

Ingrids aantekeningen tijdens reïncarnatietherapie.

SCHULDGEVOEL

Het voelt best vredig om afscheid te nemen van de onbekende vrouw. Maar wanneer Klooster vraagt om de vrouw richting haar man en zoontje te laten gaan, het licht in, voel ik weerstand. “Nee”, zeg ik dan ook resoluut. “Ik durf niet.” Of ze boos zijn, vraagt Klooster. Maar ik voel alleen maar warmte. Zonder hun gezichten te zien, weet ik dat ze allesbehalve boos zijn. “Ga er maar naartoe en geef ze maar een knuffel”, vervolgt Klooster terwijl ze een kussen tussen mijn armen drukt. Ik houd het kussen stevig vast en zie de armpjes van het jongetje op mij af komen. “Mama, mama”, hoor ik in mijn hoofd en denkbeeldig houd ik de twee mannen stevig vast. “Geef het kussen maar weer aan mij”, hoor ik Klooster in het nu. Maar ik wil dat niet. Mijn armen zijn loodzwaar en weigeren het kussen los te laten. Mijn mannen los te laten. Dan begint Klooster te zingen, en zakken mijn armen langzaam naar beneden. “Let it go, let it out, let it all unravel, let it free, so it can be, a path your soul has travelled.” En het is goed zo. Of de vrouw nog iets tegen mij, Michelle van nú, wil zeggen? Om de cirkel rond te maken, aldus Ingrid. En dan hoor ik de vrouw. “Ach, ach meissie toch. Jij mag dit ook”, zegt ze wijzend naar haar familie. “Maar je durft niet hè? Doe het maar gewoon. Het gevoel dat je het niet goed doet mag je loslaten, dat hoort bij mij. Jij hoeft je niet langer schuldig te voelen. Ik heb niet heel veel kinderen kunnen krijgen, maar jij mag dít wel.” En ze klapt in haar handen, blij.


GELOOF

Na de sessie loop ik nog even door de Mandalatuin van Klooster. Dat is nodig, zegt ze. Om alles te verwerken. Het enige wat er op dat moment door mijn hoofd gaat is: hoe moet ik dit in hemelsnaam opschrijven? Waar kwamen deze woorden vandaan? Als ik dit aan mensen vertel, denken ze dat ik gek ben. Ik denk dat ik gek ben. Anders komen deze beelden toch niet bij je naar boven? Angstig voel ik mij niet. Ik voel mij ergens wel opgelucht, vrolijk. Ja, ik heb een onverklaarbare spierpijn aan één kant van mijn nek. En de hoofdpijn houdt nog twee dagen aan. Of ik van mijn verlatingsangst af ben? Heus niet. Zo gaf Klooster ook al aan dat dit met één sessie meestal niet volledig is opgelost. Maar ik voel mij de volgende dag op de een of andere manier wel een stuk lichter. Wat er ook bestaat en waar je ook in gelooft: dat is eigenlijk helemaal niet belangrijk. Het was een bijzondere ervaring, en uit alles wat je meemaakt kun je voor jezelf wel een stukje waarheid halen. Gewoon doen, voel ik dan ook na deze sessie. Durven. Want ik verdien het wél.