Cliënte is een enthousiaste vrouw die sinds kort problemen heeft op haar werk met een nieuwe collega die haar kleineert. Het wordt steeds erger en inmiddels staat ze s’ochtends stijf van de stress en durft ze bijna niet meer naar haar werk te gaan. Ze heeft een leuke baan, werkt met kinderen, maar door deze angst is ze bijna zo ver dat ze haar baan op wil zeggen. Ze begrijpt er niets van. Hoe kan het nu dat ze zo bang is voor deze collega? Waar komt dat vandaan?
Tijdens een vorig leven blijkt cliënte een jonge indiaans hoofd van een kleine stam te zijn. Sinds zijn jeugd voert hij al een stille strijd met een oude medicijnvrouw. Hij heeft altijd het gevoel de stam tegen haar te moeten beschermen. Hij weet door slimme tactieken te voorkomen dat de stam ten strijde trekt tegen de blanken, waardoor ze nog nooit hebben moeten vechten. Bij een stamvergadering vergiftigt zij hem met een banaanachtig drankje.
Cliënte herkent de energie van de collega als die van de medicijnvrouw. Ook herkent ze haar levenslange afschuw voor banaan, haar diepe gevoel de kinderen op het werk tegen deze collega te moeten beschermen en haar neiging om confrontaties uit de weg te gaan door sluwe plannetjes te bedenken.
Door het verwerken van het sterven in het vorige leven, de hereniging met haar geliefde indiaanse vrouw en de confrontatie met de medicijnvrouw in de sessie ervaart cliënte dat het allemaal ervaringen waren en dat het voorbij is. Daarmee is in het hier en nu haar angst voor de collega voorbij en kan ze de kinderen rustig kind laten zijn. Doordat een goede vriend herkent wordt als de indiaanse geliefde, is het voor haar ook duidelijk dat ze in dit leven geen relatie meer met hem hoeft te hebben.
n.b. Deze enkele zinnen beschrijven een sessie van 1,5 - 2 uur